Mei is niet alleen de maand waarin vogels hun ei leggen, het is ook paaitijd onder de waterspiegel. De baars zet nu zijn eitjes af in de oeverzones en paaiende karpers zorgen deze maand voor kolkende slootjes.
De baars drapeert in de oeverzone zijn eistrengen om waterplanten zoals rietstengels of in het water gevallen takken. Tijdens de paai wordt het vrouwtje van de baars vergezeld door meerdere mannetjes. De mannetjes stimuleren het vrouwtje om eieren af te zetten door tegen de onderkant van haar buik aan te zwemmen. Zodra de eistreng vrijkomt zwemt het vrouwtje spiraalsgewijs om watervegetatie of takken. Per vrouwtje komen alle eitjes middels één streng vrij, die vervolgens door de aanwezige mannetjes bevrucht worden. Na het uitkomen houden de jonge baarzen zich vooral op in de ondiepere waterlagen met voldoende schuilmogelijkheden. In de beschutting jagen ze in scholen op zoöplankton en schakelen als ze voldoende gegroeid zijn over op grotere waterdieren en kleine visjes.
Ook de karper zoekt vegetatierijke oeverzones of ondergelopen begroeide locaties op. Vaak wordt een vrouwelijke karper tijdens de paai door meerder mannetjes omringd. Omdat karpers vrij groot worden (tot 120 centimeter lang) levert dit een waar waterballet op dat vanaf de waterkant goed te zien is. De eieren van de karper blijven aan de vegetatie plakken.
Bron tekst: Arthur de Bruin en Jan Kranenbarg, RAVON
Bron: foto’s: Arthur de Bruin, RAVON