Update cijfers loodgebruik

14 december 2021

Evaluatie Green Deal en nieuwste cijfers
De Green Deal Sportvisserij Loodvrij (GD222) is inmiddels geëvalueerd door de betrokken partijen. Het eindverslag van de evaluatie is hier te vinden. Bij deze evaluatie zijn ook de meest recente cijfers ten aanzien van het gebruik van loodalternatieven en het loodverlies meegenomen en is het meest recente onderzoek hieromtrent gepubliceerd . Er is ook afgesproken dat het onderzoek naar het gebruik van vislood en loodalternatieven door blijft gaan.

In dit artikel wordt nader ingegaan op de meest recente cijfers omtrent het gebruik en verlies van vislood. De term “sportvisser” heeft in dit artikel betrekking op hengelaars.

Onderzoeken naar vislood
Voor de monitoring van de voortgang van de Green Deal gebruikt het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een tweetal soorten onderzoeken: de zogenaamde Screening Surveys en de Logboek Surveys. Deze worden uitgevoerd in opdracht van het Centrum voor Visserij Onderzoek (CVO), onderdeel van Wageningen Marine Research (WMR).

Naast deze door LNV geïnitieerde onderzoeken is ook het onderzoek “Emissie van lood naar de Nederlandse zoete en zoute wateren door verlies van vislood in de sportvisserij” van Deltares (2013) relevant, omdat de schattingen ten aanzien van het loodverlies uit deze studie destijds zijn gehanteerd in de overwegingen van de Green Deal. Het Deltares-onderzoek schat de jaarlijkse hoeveelheid loodverlies door de sportvisserij op 470 ton in het zoute en 54 ton in het zoete water.

Meest recente cijfers geschatte loodverlies
Op basis van het meest recente rapport van CVO/WMR over o.a. loodverlies, is het geschatte loodverlies 27,3 ton in het zoute en 8,5 ton in het zoete water voor de periode 2020-2021. In hetzelfde rapport is het geschatte jaarlijkse loodverlies voor de periode 2018-2019 ingeschat op 25,2 ton en 7,4 ton voor respectievelijk het zoute en zoete water. Deze hoeveelheden uit de periode 2018-2019 zijn nu iets hoger dan eerder is gerapporteerd, omdat door een correctie het geschatte aantal sportvissers naar boven is bijgesteld.

Beide ramingen van het loodverlies zijn van ongeveer gelijke orde. In de periode 2020-2021 is, mogelijk als gevolg van de coronamaatregelen, het aantal sportvissers wel met bijna 30% toegenomen. Dit betekent dat het gemiddeld geschatte loodverlies per sportvisser overall is gedaald. Uit de gegevens van de Logboek Survey blijkt dat het percentage vistrips in zout water waarbij lood werd verloren, hoger is in 2020 (18.9%) dan in 2018 (14.3%). Het gemiddeld loodgewicht bij loodverlies is echter gedaald van 130 gram (2018-2019) naar 94 gram (2020- 2021). Het percentage vistrips in zoet water waarbij lood werd verloren, is net als in zout water iets hoger in 2020–2021 (5.6%) vergeleken met 2018-2019 (4.7%). Het gemiddeld loodgewicht bij loodverlies is vrijwel gelijk gebleven: 28 gram in 2018 en 27 gram in 2020. De resultaten uit deze Logboek Surveys zijn goed met elkaar te vergelijken, omdat deze dezelfde methodiek en werkwijze kennen.

Het jaarlijks geschatte loodverlies uit de Logboek Surveys van het CVO/WMR is fors lager dan die uit het Deltares-onderzoek. Dit vraagt om nadere uitleg en context over hoe deze cijfers tot stand zijn gekomen.

Context cijfers over het geschatte loodverlies
Het vaststellen van het jaarlijkse loodverlies in de sportvisserij is lastig, omdat voor de berekening hiervan een inschatting van de hoeveelheid verloren lood over een heel jaar nodig is. Dit wordt in de beide onderzoeken op verschillende manieren gedaan. In de Logboek Survey wordt het eventuele loodverlies en de verloren hoeveelheid lood per vistrip direct in een logboek genoteerd. Het Deltares-onderzoek betreft een recall survey, waarbij deelnemers werd gevraagd om zich iets te herinneren uit het verleden. Een zogenaamde recall survey resulteert vaak in een (soms flinke) overschatting van de uitkomsten. Dit wordt de recall bias genoemd.

Het totale loodverlies wordt vervolgens berekend aan de hand van het geschatte loodverlies per sportvisser, het gemiddeld aantal visreizen per jaar (vistrips) en het totale aantal Nederlandse sportvissers.

De inschatting van de hoeveelheid lood die wordt verloren, is bij het Deltares-onderzoek aanzienlijk hoger dan in de Logboek Survey. Vooral de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid vislood die een sportvisser verliest in zout water verschilt fors: 1 kg bij het Deltares-onderzoek tegen 43,2 gram bij het CVO/WMR. Van belang daarbij is dat deze 1 kg de afgeronde uitkomst is van een (recall-) enquête waarbij de gegevens van slechts 49 zeesportvissers zijn gebruikt. In het Deltares rapport wordt ook aangeven dat deze 1 kg is gebaseerd op een te kleine steekproef. Daarbij baseert het Deltares-onderzoek zich op de uitkomsten van een enquête die alleen door de lezers van Hét VISblad zijn ingevuld. Het zijn echter de meer fanatieke sportvissers die dit blad lezen en daardoor is deze groep niet representatief voor de gemiddelde sportvisser. Dit gemiddelde gewicht wordt echter wel vermenigvuldigd met het totaal aantal zeesportvissers uit het WMR onderzoek, waarin ook alle vissers die bijvoorbeeld 1x per jaar op zee vissen worden meegerekend. Al met al lijkt dus om drie redenen (recall bias, heel kleine enquêtegroep en bovendien ingevuld door niet representatieve groep fanatieke sportvissers), sprake van een zeer substantiële overschatting van het loodverlies per sportvisser in het Deltares-onderzoek. Voor de Logboek Survey geldt dat deze in enige mate een onderschatting van het loodverlies zou kunnen laten zien, omdat vermoedelijk de groep fanatieke sportvissers enigszins zou kunnen zijn ondervertegenwoordigd in dit onderzoek.

Voor de berekening van het totaal geschatte loodverlies is ook het aantal vistrips per jaar relevant. Ten aanzien van het gemiddeld aantal vistrips gaat het Deltares-onderzoek uit van 13,7 vistrips per sportvisser per jaar. De resultaten uit het CVO/WMR onderzoek laten zien dat slechts een kleine groep sportvissers deze visfrequentie heeft en dat het gemiddeld aantal vistrips per sportvisser waarschijnlijk meer rond de 5 vistrips per jaar ligt. In het CVO/WMR onderzoek wordt, op basis van het geschatte loodverlies per sportvisser, voor de drie (zout) of vier (zoet) verschillende visfrequentie categorieën een gemiddeld loodverlies berekend. Deze wordt vervolgens met het totaal aantal sportvissers per categorie vermenigvuldigd, waarna het loodverlies per visfrequentie categorie wordt opgeteld. In dit CVO/WMR rapport wordt nog verder ingegaan op mogelijke verklaringen voor het verschil

Cijfers over het gebruik van loodalternatieven
Via de Screening Survey wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van alternatieven voor loodgewichten door sportvissers. Tussen 2017 en 2019 is het percentage sportvissers dat aangegeven heeft dat ze wel eens van een loodvervanger gebruik hebben gemaakt, gestegen van 10% naar 17%. In 2020 is dit percentage wederom 17%. Hoewel dit percentage in 2019 en 2020 gelijk is gebleven, is door de toename van het aantal sportvissers het absolute aantal sportvissers dat met een loodalternatief vist dus wel weer verder toegenomen: van 116 duizend in 2017, naar 147 duizend in 2019 en 206 duizend in 2020. De percentages zeggen echter weinig over hoe vaak er met loodalternatieven is gevist. Er wordt in de Screening Survey ook gevraagd naar het aantal vistrips waarbij met een loodalternatief is gevist. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal zout- en zoetwatertrips waarbij met een loodvervanger is gevist is gestegen vanaf 2017. Het grootste gedeelte van de sportvissers geeft aan dat ze bij 1-3 vistrips in een jaar met een loodververvanger vissen.

Ook in de Logboek Surveys wordt gevraagd naar het gebruikte visgewicht. Op basis van deze surveys is het aandeel vistrips waarbij met loodvervangers werd gevist in zout water, gestegen van 6.2% naar 8.9% tussen 2018 en 2020. Het aandeel vistrips met loodvervangers in zoet water is gestegen van 2.9% naar 6.8% tussen 2018 en 2020. Door de verschillen in de systematiek zijn de uitkomsten van de Screening en de Logboek Survey niet één op één met elkaar te vergelijken. De percentages uit de Screening Survey hebben betrekking op hoeveel hengelaars wel eens een alternatief voor een loodgewicht hebben gebruikt in het afgelopen jaar. De Screening Survey kan echter niet gebruikt worden om te komen tot een aandeel vistrips waarbij met een loodvervanger wordt gevist. De uitkomsten van de vraag uit de Screening Survey om een inschatting te geven van het aantal vistrips waarbij een loodalternatief is gebruikt, zal waarschijnlijk een overschatting betreffen. Dit komt doordat ook de Screening Survey weer een zogenaamde “recall survey” is. De deelnemers worden (meestal) in december gevraagd of ze in het betreffende jaar met een loodalternatief hebben gevist. Wanneer wordt gevraagd om zich iets te herinneren wat in het verleden (in dit geval tot 12 maanden geleden) heeft plaatsgevonden, resulteert dit vaak in een (soms flinke) overschatting van de uitkomsten (recall bias). Deelnemers van de Logboek Survey daarentegen noteren direct bij elke vistrip het antwoord op de vraag welk visgewicht is gebruikt. Deze gegevens worden vervolgens na een maand doorgegeven. Hierdoor zijn de resultaten van een Screening Survey dus naar verwachting minder nauwkeurig dan die van de Logboek Survey.

De belangrijkste onderzoeken en rapporten








Om u de beste gebruikerservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons cookiebeleid.

Om u de beste gebruikerservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons cookiebeleid.