Sinds afgelopen zomer zit het Franse meer in mijn hoofd. De afgelopen weken heeft zich een plan gevormd. In het deel van het water waar vissen is toegestaan, zit één hoek waar ik nog nooit een visser gezien heb. Niet zo vreemd, want je kunt er amper bijkomen en de meeste Franse karpervissers vissen graag vanuit hun auto.
Het is er iets dieper - een meter of vier - en volgens mij best aantrekkelijk. In die hoek ga ik heel verspreid voeren met de grote vissen bollen die Mark ook al zijn 39er hebben opgeleverd. Een verspreide voerplek met zoet aas lijkt me bovendien nog enige kans te geven om verschoond te blijven van de dwergmeervalplaag die dit water teistert. Geconcentreerd voeren met vismeel staat garant voor ellende. Het wordt mooi najaarsweer en met een beetje mazzel gaat dat gepaard met een lekkere zuidoostenwind - die staat er pal in.
Dinsdag komen we aan. De eerste avond ben ik al op weg naar het meer met een emmertje boilies en een werppijp. Ik wil een keer of drie voeren en dan ’s ochtends vroeg gaan vissen. Mijn vrouw is mee dus ik moet mijn vistijd efficiënt gebruiken! Als ik voor de tweede keer ga voeren, blijf ik nog even kijken. Het is al bijna donker en het is bladstil. Binnen tien minuten klapt er drie keer een karper het water uit op het stuk waar ik gevoerd heb. Een licht gevoel van haast komt ineens over me. Ik heb maar een week en nú zitten ze er! Waarom morgenavond niet proberen? En als ik een nacht blijf, heb ik de vroege ochtend er meteen bij.
Je mag hier geen tenten, bivvies of abris gebruiken. Nu weet ik niet precies wat de Fransen met een abri bedoelen maar ik gok erop dat een paraplu er niet onder valt. Met enige moeite weet ik een stretcher onder een paraplu onder de bomen tussen de dichte begroeiing te installeren. Om te werpen of te drillen, moet ik hier het water in. Rechtstreeks uit de slaapzak lijkt me dat geen pretje en daarom ga ik gewoon maar in mijn neopreen waadpak liggen.
Bonkend hart
Net voor donker krijg ik de eerste beet al. De eerste is vaak de zwaarste en met bonkend hart grijp ik de hengel en klots ik het water in. Het blijkt echter een klein spiegeltje te zijn, een pond of twaalf. Het donker komt snel en goed ook. Recht voor me zie ik nog wat weerkaatsing van de lucht in het water maar het aas dat ik naar links en rechts inwerp, verdwijnt gewoon in een zwart gat. Als ik een meter of tien het water in loop om te werpen, zie ik achter me ook alleen nog maar zwart. Boven me staan miljarden sterren. Tot drie keer toe zie ik er eentje vallen. Laat maar komen die zesenvijftigponder.
Mijn lampje gebruik ik zo min mogelijk. Het eerste kwartier nadat je ‘m uitdoet, zie je niks meer. Bovendien ben ik er niet helemaal zeker van of deze nachtelijke escapade met paraplu legaal is. In de verte licht het af en toe en bij vlagen trekt de wind stevig aan. Dat levert salvo’s op van tientallen eikels die als een soort mitrailleurvuur het water in slaan. Om me heen rommelt de hele tijd een hond van een nabijgelegen boerderij die me een beetje op mijn zenuwen begint te werken. Achter me lopen koeien en stieren, gelukkig van mij gescheiden door een schrikdraad. Er kraakt en ritselt zoveel dat ik me helemaal naar zou schrikken als er ineens écht iemand achter me zou staan! Ondanks een half leven nachtvissen voel ik me toch een beetje onrustig.
Om een uur of elf heb ik een zwaardere karper vast. Weer op de linkerhengel. Voor de kant blijft-ie behoorlijk lang hangen. Als ik mijn hoofdlampje aanzet, knalt de vis er weer vandoor. Zonder licht scheppen is beter. Als ik ‘m uiteindelijk in het net heb, gaat het lampje weer aan. Een prachtige geel/grijs gekleurde spiegel, net over de tien kilo denk ik. Ik gooi weer wat boilies de nacht in en het aas er achteraan. Tegen twaalven volgt nog een vis van hetzelfde kaliber en daarna wordt het stil.
Zuidoosten wind
Om vijf uur is er weer actie. Een spiegel van een pond of vijftien. Als ik het water in loop om opnieuw in te gooien, fladderen vleermuizen tegen mijn lijn aan. Zouden dit andere zijn dan ’s avonds? ’s Avonds hoor ik vaak die ultrahoge sonarpiepjes maar deze hoor ik helemaal niet. Toch eens nazoeken, ik weet eigenlijk bar weinig van die beesten.
Ik vang nog twee vissen en ook de eerste op de rechterhengel. Links zie ik veel borrels en bellen, rechts eigenlijk niks. Toch twijfel ik of ik die rechterhengel wel naar links moet verplaatsen. De opkomende zon staat op die rechterkant en daarbij steekt zowaar de zuidoostenwind op waarop ik zo hoopte en die in de hoek van die rechterhengel waait. Ik gooi ‘m wat verder het wijd op, misschien is dat beter.
Om een uur of elf vind ik het tijd om terug naar de camping te gaan. De route naar mijn auto staat echter vol met koeien en stieren. Die beesten hebben een tiental hectares tot hun beschikking dus het lijkt me beter om even te wachten totdat ze op veilige afstand zijn. Er staat intussen een stevige kabbel en ik vraag me af waarom die rechterkant niks meer oplevert. Ik besluit om de rechterhengel wat meer naar de kant te verleggen. Misschien drijft die wind ze wel het ondiepere water op.
Serieus
Tien minuten later loopt zowaar de rechter swinger omhoog. Zodra ik mijn hengel oppak, voel ik dat dit serieus is. Een log gewicht zet zich langzaam in beweging. De vis gaat met een wijde boog van rechts waar ik hem haakte voor me langs helemaal naar links. Zeventig meter strakgespannen lijn glinstert in het zonlicht. Zo lang mogelijk op afstand houden, denk ik bij mezelf, dan kan er weinig fout gaan. Zolang de haak maar blijft zitten. Af en toe slingert de lijn heen en weer als de vis woest met zijn kop schudt. Er gaat van alles door me heen. Hoe lang gaat dit duren? Een keer moet die vis toch naar de kant. Hoe geloofwaardig is het als ik zeg dat ik een veertigponder verspeeld heb? Ik hoor mijn maten al. Jij altijd met die kleine haakjes! Dat schuiflood haakt ook niet goed! Het zweet breekt me uit.
Na een kwartier begint een voorzichtig gevoel van triomf op te komen. De vis kruist op een paar meter voor me langs en volgens mij gaat het lukken. Als hij weer aanzet, geef ik wat meer tegendruk want ik wil nu wel eens zien waarmee ik het aan de stok heb. Er komt een enorme grijze rug het water uit. Allemachtig! Nu niet meer op gang laten komen. Bij de eerste poging heb ik 'm in mijn net. Een zucht van verlichting ontsnapt me. Een blik in het net bevestigt wat ik eigenlijk al twintig minuten wist. Ik voel een soort overtreffende trap van 'zo, dat is voor elkaar!´
De weger gaat tot voorbij de schaalverdeling van 20 kilo, ietsje verder dan de afstand tussen de 19 en de 20. Ik houd het op 21 kilo. Wat een bak zeg! Ik voel me haast verlicht. Gewicht niet belangrijk? Hier en nu denk ik daar heel anders over. Dit is een van de hoogtepunten in mijn vissersleven!
Richard van den Bos