In de zomer van 2017 zat ik in een Duits hotel met 2 vliegvissers te praten. Ik vis zelf 2 dagen per jaar met de vlieg, en ken net genoeg terminologie om een gesprek met een vliegvisspecialist aan de gang te houden. Deze heren waren lid van de VNV, sterker, één van de heren was mede-auteur van hun clubblad De Vliegvisser. Hij vertelde mij over de jaaruitgave van 2017, een special over de beken in Nederland. "Beken?", vroeg ik. "Jazeker", zei hij, het betrof dan wateren in het oosten, zuiden en... noorden van het land. Ik ken de Hunze en de Drentsche A, maar verder? Het gesprek kabbelde voort gelijk het water van de Kyll onder ons balkon. Over vissen met sedges, nympfen en buzzers, en de door mij geliefde maar door specialisten als kinderspeelgoed beschouwde wooly buggers ( "da's eigenlijk geen vlieg , hè!"). De enige vlieg waar je niet echt goed voor hoeft te kunnen werpen om er enig succes mee te hebben. Ik vertelde over mijn passie voor dobbers, en mijn speciale liefde voor de stick float, het ranke dobbertje dat door onze Britse trotting pioniers wordt gebruikt op rustig stromende wateren. Over dat dit de reden is voor mijn vistripjes in de Eiffel, waar deze methode kan en mag worden beoefend op een aantal beekjes. De auteur verwees me naar de wateren in Noord-Nederland, die ik dan maar eens moest gaan bestuderen in hun nog te publiceren special.
( vistrap in het Peizerdiep- foto Peter van Renen)
Mijn vismaat Joost is lid van de VNV en we wisselen regelmatig elkaars hengelbladen uit. Zo kreeg ik in januari de bewuste beken-special van de VNV in handen. Ik was hem eigenlijk al vergeten maar binnen een minuut was de aandacht er weer helemaal bij. Foto's van dikke windes in een landschap van geel voorjaarsriet en nog te kort gras, dat pas bij 7°C gaat groeien en dan ook pas weer groen wordt. De ijzige periodes deze winter werden benut voor het nodige huiswerk: de stekken uit de gids opzoeken op Google en Google maps, websites van vliegvissers lezen, informeren naar waterstanden en toegankelijkheid, hotspots etc. De beste tijd was duidelijk: zo snel mogelijk in de eerste 4 maanden van het jaar.
( aan de Hunze- foto Peter van Renen)
Een eerste verkenning deed ik kort na de 2de ijstijd, begin maart. Samen met fotograaf Peter trok ik naar Groningen, Friesland en Drenthe, alwaar de wateren werden verkend. Tussendoor werd er gefotografeerd en sprak ik diverse locals die ter plekke hun vliegenlatjes stonden te zwiepen en lijntjes te lengen. Elke stek werd een uurtje bevist om stroming, waterdiepte en bodemprofiel te bestuderen. Na 430 kilometer toeren, in totaal 16 voorntjes en veel mooie foto's keerden we huiswaarts. Het huiswerk was compleet en nu moesten er dagen worden gepland. Liefst met een gelijkgestemde vismaat, want ja, je zit zomaar 4 uur in de auto.
( heerlijk vissen met de stick float- foto Peter van Renen)
Hoewel ik in mijn omgeving altijd met wagglers vis op winde, was duidelijk dat een goede stroomdobber mij meer kansen op de begeerde buit zou geven. En zo toog ik eind maart voor de tweede keer naar een Groningse beek, gewapend met een 14-voets matchhengel ( spliced tip, speciaal voor de stick float), een ABU molen met gesloten kap en 14/00 hoofdlijn erop en een 2 grams big stick dobber. Emmertje voer, doos maden, schepnet en een aaswerppijp, vergunning en fototoestel. En een vismaat, Ron.
We troffen aan het water al een vliegvisser aan, die meteen alle hoop de grond in trapte; nee, er waren nog geen windes te vangen op dit water, ze waren dit jaar erg laat en we moesten het maar doen met de overige witvissen. Een half uurtje later kon ik zijn ongelijk bewijzen toen mijn stick float langzaam wegzakte tegen de stroom in. Ik had zojuist een kolk gezien in het water, had wat maden geschoten en mijn montage ertussen gegooid.
Na een stevig gevecht aan een weerhaakloze maat 18 op 12/00 kon ik een prachtige winde-hommer in het net trekken. 46 cm, een mooie foto en een gevoel van intens geluk. Kort hierna wederom een kolk van een azende vis, weer wat maden op de stek, en ook nummer 2 was een feit. Met 40 cm iets kleiner maar goed voor het gevoel dat het vandaag ging gebeuren. Dat zou te gemakkelijk zijn geweest, we vingen verder alleen nog voorns en brasems, hadden een topvisdag met prachtig weer, maar meer en grotere windes kwamen er niet meer.
( De eerste beloning - 46 cm- van de inspanningen geeft grote voldoening- foto Ron Droog)
Half april reed ik, gedreven door de behoefte toch zo'n grote winde te vangen, nogmaals naar het Noorden. Eigenlijk tegen beter weten in, want de paai moest inmiddels in volle gang zijn, of al afgelopen.
De beek lag er nog net zo mooi bij als de vorige sessie. Behalve dat er dit maal duidelijk tekenen van visseleven waren. Klokjes, belletjes en kringetjes maakten duidelijk dat de paai nog in volle gang was. Ik maakte 6 voerstekken over de lengte van 3 kilometer en begon lekker dicht bij de auto. Al snel ving ik wat voorn en een zeer dikke brasem. Een drainpijp uit het weiland leek wel interessant voor de vis, en dus werd dit mijn 2de stek. Ik zag in de stroming een rood-zwarte rugvin uit het water steken; hier lagen windes te paaien! De eerste worp leverde een aanbeet en een verspeelde vis op. 2 misslagen later kroop het pennetje weer weg, en ditmaal was het raak. Mijn UL vlokhengel spoot hoepeltjerond en ik ving een winde van 48 cm. Het slotakkoord van een avontuur in 3 delen.
Ik heb de paaitrek gevolgd, de paaiplaatsen gevonden en de afgepaaide windes loom in de stroming zien hangen. De plek waar deze vissen vanuit het Lauwersmeer naartoe zwommen was een 3-tal regenwaterdrainen die in deze beek uitmondden. Dit water was voldoende zuurstofrijk om de vissen hier kuit te laten schieten. Die 60+ vis moet nog even wachten, maar voor mezelf heb ik heel wat puzzelstukjes op de juiste plaats kunnen leggen.